Ik ben mij de laatste tijd meer gaan verdiepen in de relatie tussen en epstein-barrvirus en multiple sclerose (MS). En zo kwam ik tot de ontdekking dat wel 90 tot 95% van de volwassenen het epstein-barrvirus bij zich draagt! Ik had in een eerdere blog geschreven dat ik door het lezen van enkele wetenschappelijke onderzoeken overtuigd was van een relatie tussen dit virus en MS. Maar toen ik erachter kwam dat bijna iedereen dit virus bij zich draagt, begon ik toch te twijfelen aan deze overtuiging.
Ik ben me dus verder in de stof gaan verdiepen om dit mysterie te ontrafelen: waarom lijkt er een verband te zijn tussen het epstein-barrvirus en MS als bijna iedereen dit virus bij zich draagt en maar een heel klein percentage mensen gediagnosticeerd wordt met MS? Een mogelijke link tussen het epstein-barrvirus en MS is te verklaren door de ziekte van Pfeiffer.
De meeste mensen lopen het virus op tijdens hun kinderjaren. Veel mensen merken niks van zo’n infectie, vooral als zij het virus vóór hun vijfde levensjaar oplopen. Maar wanneer kinderen pas in hun pubertijd in aanraking komen met het epstein-barrvirus, kan dit voor een vervelende infectie zorgen. Deze infectie wordt dan ook wel de ziekte van Pfeiffer genoemd. De ziekte van Pfeiffer zorgt voor opgezette lymfeklieren, keelpijn, koorts en een hevige vermoeidheid die over het algemeen wel 6 weken kan duren.
Ik heb zelf MS en ik was als tiener geveild door de ziekte van Pfeiffer. Mijn tante heeft ook MS en ook zij had de ziekte van Pfeiffer in haar pubertijd. Ik begon me daarom af te vragen of MS meer met de ziekte van Pfeiffer te maken heeft dan met het epstein-barrvirus in het algemeen.
Het blijkt wel uit meerdere wetenschappelijke onderzoeken dat de ziekte van Pfeiffer de kans op het ontwikkelen van MS aanzienlijk vergroot. Dit is zeker het geval als mensen, naast het krijgen van deze vervelende infectie, ook geboren zijn met de genetische variant HLA-DRB1*15.
Het interessant is dat zowel de kans op de ziekte van Pfeiffer als de kans op MS groter is als kinderen pas na hun 10de jaar geïnfecteerd worden met het epstein-barrvirus. Een verklaring hiervoor is de ontwikkeling van het immuunsysteem in de kindertijd.
Jonge kinderen hebben een orgaan genaamd de thymus. In dit orgaan worden witte bloedcellen, T-cellen, ontwikkeld uit stamcellen. Er kan blijkbaar een hoop misgaan bij de ontwikkeling van deze T-cellen, waardoor slechts 5% van de ontwikkelde T-cellen uiteindelijk goed genoeg zijn om hun werk te doen. Deze 5% wordt door de thymus vrijgelaten in de bloedbaan, waar zij op zoek kunnen gaan naar mogelijke ziekteverwekkers om deze onschadelijk te maken. De overige 95%, de mislukte T-cellen dus, sterven weer af binnen de thymus.
Een van de dingen waar de thymus op selecteert voordat deze gezonde T-cellen in de bloedbaan toelaat is autoreactiviteit. Dit wil zeggen dat T-cellen die geneigd zijn om lichaamseigen cellen of moleculen aan te vallen, worden vernietigd voordat zij worden losgelaten door de thymus.
Dat is in het ideale geval. Maar als een kind ouder wordt, wordt de thymus kleiner. De thymus werkt dan in de pubertijd ook minder goed dan in de vroege kinderjaren. Het gevolg is, dat is de theorie, dat er dan toch T-cellen uit de thymus ontsnappen die een bepaalde mate van autoreactiviteit hebben. Lees: door een foute ontwikkeling eerder geneigd zijn om lichaamseigen weefsel aan te vallen.
En doordat de thymus minder goed werkt, reageren T-cellen agressiever op het epstein-barrvirus wanneer zij hier pas mee in de pubertijd mee in aanraking komen. Dan kunnen tieners dus last krijgen van klierkoorts.
Maar doordat er onderdelen van het epstein-barrvirus zijn die sterk op moleculen van myeline lijken, ontstaan er autoreactieve T-cellen die geneigd zijn om myeline aan te vallen. Wat dus bij MS het geval is.
Myeline is een witte vettige stof die de verbindingen tussen zenuwcellen en tussen zenuwcellen en spieren beschermt en voedt. Wanneer de myeline is aangetast, ontstaan de welbekende MS-symptomen, doordat de signalen tussen zenuwcellen en de signalen tussen zenuwcellen en spieren minder goed doorgegeven worden.
Niet alleen de myeline, maar ook de cellen die nieuwe myeline aanmaken, de oligodendrocyten vallen ten prooi aan deze verkeerd geprogrammeerde T-cellen. Het is daarom van belang dat, als je MS hebt, de T-cellen beter geen toegang krijgen tot de hersenen en de ruggenmerg, waar deze myeline zich bevindt. Dit kun je zelf voorkomen door je bloed-breinbarrière gezond te houden. Hier heb ik in het verleden ook een blog over geschreven. Omdat ik zelf MS heb, doe ik ook mijn best om mijn bloed-breinbarrière intact te houden.
Het lijkt er dus op dat de leeftijd van het oplopen van het epstein-barrvirus de gemeenschappelijke oorzaak is van zowel het krijgen van de ziekte van Pfeiffer als MS. Hoe jonger je bent als je dit virus oploopt, hoe kleiner de kans is dat je MS of de ziekte van Pfeiffer krijgt.