Ik heb mij eerder verdiept in het mogelijke gunstige effect van antioxidanten bij multiple sclerosis (MS) en uit onderzoek met muizen blijkt dat het antioxidant genaamd luteoline een hoopgevend effect heeft. Deze luteoline is onder andere in olijfolie te vinden. Ik vroeg me daarom af wat het effect is van het consumeren van olijfolie op MS. Ook aangezien verschillende MS-diëten de consumptie van vetten afraden.
Toen ik om deze reden de wetenschappelijk literatuur indook, ontdekte ik dat er een verschil is tussen goede vetten en slechte vetten, zeker in het geval van MS. Uit wetenschappelijke onderzoek blijkt namelijk dat slechte vetten MS kunnen verergeren, terwijl de goede vetten juist MS-klachten kunnen verminderen.
Dat verschil is vooral te vinden tussen verzadigde vetten en onverzadigde plantaardige oliën. Wetenschappelijk onderzoek toont keer op keer aan dat de consumptie van verzadigde vetten voor ontstekingsreacties in het menselijk lichaam zorgen. En ontstekingsreacties wil je graag vermijden als je een auto-immuunziekte als MS hebt, zoals ik zelf heb.
De ontstekingsreacties als gevolg van het eten van verzadigde vetten zijn dan waarschijnlijk ook de reden dat verzadigde vetten als risicofactor worden gezien bij hart- en vaatziekten. Niet alleen bij auto-immuunziekten als MS, maar ook bij hart- en vaatziekten spelen ontstekingsreacties namelijk een grote rol. (Ik heb hierover in het verleden een artikel geschreven op darmrevolutie.nl.)
Maar het meest interessante onderzoek over de relatie tussen verzadigde vetten en MS is gedaan door de onderzoeker Roy Swank. In zijn studie volgde hij 30 jaar lang 144 mensen met MS. Hij had deze studie opgezet nadat een eerder onderzoek uit Noorwegen hem deed vermoeden dat MS vaker voorkwam bij mensen die meer verzadigde vetten consumeerden. MS kwam namelijk minder voor in de kustgebieden van Noorwegen, waar mensen gewend waren veel vis te eten, dan in de binnenlanden van Noorwegen, waar veeteelt en de bijbehorende verzadigde vetten een groot deel uitmaakten van het dieet.
Dit langdurige onderzoek van Roy Swank startte in 1951, waarbij de proefpersonen met MS de opdracht kregen niet meer dan 15 gram vetten uit margarine, bewerkte pindakaas, kokosolie, palmolie, roomboter en andere verzadigde dierlijke vetten te eten. Wel werd 5 gram levertraan en 10 tot 40 gram plantaardige oliën aanbevolen om dagelijks aan het dieet toe te voegen. Het eten van vis, mager kippenvlees, magere melk, kleine hoeveelheden mager rood vlees, één ei per dag, groenten, granen en noten was toegestaan.
Regelmatig hield Roy Swank bij in hoeverre de deelnemers zich aan het dieet hielden. Na afloop van een onderzoeksperiode van ongeveer 30 jaar kon hij de deelnemers in twee groepen verdelen:
A. De proefpersonen die zich strikt aan het dieet hielden en dagelijks minder dan 20 gram verzadigde vetten consumeerden.
B. De proefpersonen die dagelijks toch meer dan 20 gram verzadigde vetten binnenkregen.
En gedurende deze onderzoeksperiode hield hij ook de mate van beperkingen van de proefpersonen bij. Hij hield hierbij de Kurtzke schaal aan met daarin de volgende verdeling:
- Geen fysieke beperkingen, wel tekenen van hersenschade en ook vermoeidheid.
- Milde fysieke beperkingen, tekenen van hersenschade zijn aanwezig, maar de persoon met MS is nog steeds in staat om te werken (parttime of fulltime). Er is ook sprake van vermoeidheid en een verminderd geheugen.
- Fysieke beperkingen, maar de persoon met MS is nog steeds in staat om parttime te werken. Ook is er sprake van een aangetast geheugen.
- De persoon met MS heeft een rolstoel nodig en het geheugen is aangetast.
- De persoon met MS is bedlegerig of aan de stoel gekluisterd.
- De persoon met MS is overleden.
Door de proefpersonen in deze twee groepen in te delen, kon Swank analyseren in hoeverre de proefpersonen achteruit waren gegaan als zij zich wel of niet aan zijn dieet voorschriften hielden.
Van de mensen die bij het begin van het onderzoek nauwelijks fysieke beperkingen hadden (cijfer 1 op de Kurtzke schaal) en gedurende 30 jaar dagelijks minder dan 20 gram verzadigde vetten aten, namen de beperkingen gedurende de onderzoeksperiode nauwelijks toe. Na 30 jaar hadden deze proefpersonen gemiddeld een cijfer van 1.9 op de Kurtzke schaal.
Dit is heel anders bij de groep mensen die dagelijks meer dan 20 gram verzadigde vetten binnenkregen: van cijfer 1 op de Kurtzke schaal kwamen zij na het einde van de onderzoeksperiode terecht op een gemiddeld cijfer van 5.3. Dat is dus de fase tussen bedlegerig zijn en overleden…
Van de mensen die bij het begin van het onderzoek op cijfer 2 van de Kurtzke schaal zaten en zich aan Swank’s dieetvoorschriften hielden, zaten de proefpersonen na het einde van de onderzoeksperiode gemiddeld op cijfer 3.6 van de Kurtzke schaal. Er was dus wel sprake van een milde achteruitgang, maar ook dit was niet te vergelijken met de groep proefpersonen die dagelijks meer dan 20 gram verzadigde vetten aten. Deze groep zat namelijk aan het eind van het onderzoek namelijk op een gemiddeld cijfer van 5.4 op de Kurtzke schaal.
En de mensen die al begonnen met een hoger cijfer op de schaal van Kurtzke en zich strikt aan het dieet hielden was de gemiddelde achteruitgang van 3.2 naar 4.0. Ook weer een erg milde achteruitgang dus. De mensen die zich niet strikt aan het dieet hielden hadden een gemiddelde achteruitgang van 3.2 naar 5.6.
Belangrijk om hierbij te vermelden is dat dit onderzoek is uitgevoerd in de periode (tussen 1950 en 1990) dat er nog maar nauwelijks MS-medicatie voorhanden was.
Uit bovenstaande cijfers kun je dus wel concluderen dat er een duidelijke relatie is tussen verzadigde vetten en de voortgang van MS. Wie nauwelijks verzadigde vetten eet, heeft dus een grotere kans om stabiel te blijven. En met mensen met MS die dagelijks meer dan 20 gram verzadigde vetten eet, lijkt het niet goed af te lopen. Bij slechts 7% van de deelnemers uit groep B leek het eten van verzadigde vetten geen schadelijk effect te hebben.
Swank maakt in de conclusie van dit onderzoek wel de kanttekening dat sommige proefpersonen de neiging hadden om te denken dat MS onder controle was op momenten dat het goed ging. Nou moet ik toegeven dat ik me daar zelf ook schuldig aan heb gemaakt. Toen ik zo’n anderhalf jaar geleden symptoomvrij was, was ik me helemaal niet meer bewust van die diagnose die ik in 2018 had gekregen. Dat klinkt geweldig, zul je denken, maar ik was daardoor ook geneigd om toch weer meer ongezonde dingen te eten of met ongezonde vetsoorten te bakken en te koken.
Ik heb nu wel gemerkt dat oude MS-klachten terugkomen als ik ongezond eet. Voorbeelden hiervan zijn vervelende tintelingen in mijn benen en af en toe een pijnprikkel in mijn vingers of tenen. Nu ik dit onderzoek van Swank weer eens onder de loep heb genomen, ben ik me hier weer goed bewust van. Ik ben daardoor weer strikter verzadigde vetten en transvetten aan het vermijden. Nu ik dit weer doe, ben ik ook weer grotendeels symptoomvrij.
Een andere kanttekening is te maken bij de vastberadenheid van dit dieet. De proefpersonen die zich strikt aan dit dieet hielden, waren pas na de eerste 2 of 3 jaar stabiel. Wil je op de lange termijn dus de vruchten plukken van dit Swank dieet, dan moet je dit dus langere tijd volhouden en niet al na 1,5 of 2 jaar opgeven. Ik merkte zelf ook na ongeveer 3 jaar dat mijn MS-klachten zelfs afnamen en, zoals ik hierboven al zei, regelmatig vergat dat ik MS heb.
Bronnen
Swank, R.L. (1991). Multiple sclerosis: fat-oil relationship. Nutrition 7(5), 368-376.